De voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland heeft in een kort-geding bepaald dat een chauffeur van een banketbakkerij uit Bilthoven, die weigert om een mondkapje te dragen, pas weer aan het werk mag op het moment dat hij zijn mondkapje draagt. Ook mag de banketbakkerij de betaling van het loon tot die tijd opschorten.
De banketbakkerij heeft het dragen van een mondkapje op het werk verplicht gesteld. De medewerker in kwestie weigerde daaraan gehoor te geven. Om die reden heeft de werkgever zijn loonbetaling opgeschort en heeft zij hem de toegang tot het werk ontzegd. De medewerker stapte daarop naar de rechter. Volgens de medewerker zorgt het dragen van een mondkapje voor veel hinder tijdens zijn werk en kan hij voldoende afstand houden van collega’s, waardoor het dragen van een mondkapje in zijn functie niet nodig is.
De werkgever heeft zich beroepen op het instructierecht. Dit houdt in dat werknemers zich moet houden aan de voorschriften die de werkgever opstelt. Het instructierecht is opgenomen in artikel 7:660 BW.
De voorzieningenrechter stelt de banketbakkerij in het gelijk. De banketbakkerij moet als werkgever de individuele belangen van de medewerkers beschermen door te zorgen voor een gezonde en veilige werkomgeving. Daarnaast heeft de werkgever een bedrijfsbelang. Zij moet haar werknemers immers het loon doorbetalen tijdens ziekte. De banketbakkerij mag het loon van de medewerker in kwestie dus opschorten en hem de toegang tot het werk weigeren zolang hij weigert een mondkapje te dragen.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBMNE:2021:51